Jeremiah 51

1Zo zegt de Heere: Ziet, Ik zal een verdervenden wind opwekken tegen Babel, en tegen degenen, die daar wonen in het hart van degenen, die tegen Mij opstaan.
 verdervenden wind opwekken tegen Babel, Versta, de Meden en Perzen en vergelijk boven Jer 4:11 .
,
 hart van degenen, Gelijk wij ook in onze taal zeggen: In het hart van het land. Versta, de inwoners van Babel, die de hoofdstad was van Chaldea en als het midden des lands; zie Deu 4:11 .
2En Ik zal Babel wanners toeschikken, die haar wannen, en haar land uitledigen zullen; want zij zullen ten dage des kwaads van rondom tegen haar zijn.
 wanners toeschikken, Anders, vreemdelingen toeschikken, die hen verstrooien zullen.
,
 zullen ten dage Hebreeuws, zijn geweest. Profetischerwijze gesproken; dat is, zullen haar van alle kanten bestrijden.
,
 kwaads Dat is, van haar ongeluk, ongeval, dat over haar bestemd is.
3De schutter spanne zijn boog tegen dien, die spant, en tegen dien, die zich verheft in zijn pantsier; en verschoont haar jongelingen niet, verbant al haar heir;
 schutter spanne zijn boog Hebreeuws, de treder trede; dat is, de spanner spanne; woorden Gods tot de schutters van de Meden en Perzen.
,
 spant, Tegen de schutters van Babel.
,
 pantsier; Zijnde zwaarder gewapend dan de schutters.
,
 haar jongelingen niet, Van Babel.
,
 verbant al haar heir; Zie Deu 2:34 , en boven Jer 50:21 .
4Dat de verslagenen liggen in het land der Chaldeen, en de doorstokenen op haar straten.
  liggen in het land der Chaldeën, Hebreeuws eigenlijk vallen; maar het Hebreeuwse woord wordt ook somtijds voor liggen genomen; zie boven Jer 9:22 , alzo onder vs.47, 49, enz.
5Want Israël of Juda zal niet in weduwschap gelaten worden van zijn God, van den Heere der heirscharen (hoewel hunlieder land vol van schuld is), van den Heilige Israëls.
 weduwschap gelaten worden van zijn God, Anders, geen weduwnaar, of gene weduwe gelaten worden. Het Hebreeuwse woord alman wordt alleen hier gevonden, betekenende iemand, die in den weduwlijken staat gesteld, of gelaten is, gelijk almana ene weduwe betekent. De manier van spreken ziet op het geestelijk huwelijk, dat God met zijn volk gemaakt had; alsof Hij zeide: Al is het dat mijn volk een tijdlang alzo gehandeld is alsof het niemand toebehoorde, of haar man en beschermer dood ware, en zij van hem en van ieder verstoten en verlaten ware, zo zal nochtans zulks niet altoos duren; Ik zal nog tonen dat zij mijne getrouwde is, en hare zaak ter hand nemen, en het ongelijk, dat haar gedaan is, wreken; vergelijk Joh 14:18 .
,
 heirscharen Zie 1Ki 18:15 .
,
 hunlieder land Te weten van Israël en Juda. Anders: dewijl hunlieder land; [te weten der Chaldeën], enz.
,
 van schuld is Of, verwoesting, die zij met hunne zonde verschuldigd hebben. Anderen duiden dit op de Chaldeën aldus: Want hun [der Chaldeën] land is vol schuld tegen, of vanwege den Heilige Israëls; dat is, om de zonden, die de Chaldeën tegen God gedaan hebben, waarom Hij hen straffen zal; vergelijk boven Jer 50:19 .
,
  Heilige Israëls Zie Psa 71:22 .
6Vliedt uit het midden van Babel, en redt, een iegelijk zijn ziel; wordt niet uitgeroeid in haar ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des Heeren, Die haar de verdienste betaalt.
 ongerechtigheid; Dat is, wacht u dat gij niet omkomt in de straf harer ongerechtigheid. Zie Lev 5:1 ; Psa 31:11 , en onder vs.45, en boven Jer 50:8 .
,
 verdienste betaalt Alzo wordt het Hebreeuwse woord ook genomen Jdg 9:16 . Zie wijders 2Ch 20:11 .
7Babel was een gouden beker in de hand des Heeren, die de ganse aarde dronken maakte; de volken hebben van haar wijn gedronken, daarom zijn de volken dol geworden.
 beker in de hand des HEEREN, De zin dezer verbloemde manier van spreken is dat God Babel gebruikt heeft als zijn knecht en instrument om zijn rechtvaardige oordelen over de inwoners der aarde uit te voeren. Vergelijk boven Jer 25:9 met de aantekening; idem Jer 25:15 , enz., en Jer 49:12 , en onder vs.20,21, enz.
,
 haar wijn gedronken, Van Babel.
,
 dol geworden Van de plagen, die hun door de Babyloniërs van Gods hand zijn toegezonden. Vergelijk boven Jer 25:27 . Van het Hebreeuwse woord zie Psa 5:6 .
8Schielijk is Babel gevallen en verbroken; huilt over haar, neemt balsem tot haar pijn, misschien zal zij genezen worden.
 balsem tot haar pijn, Zie boven Jer 8:22 .
9Wij hebben Babel gemeesterd, maar zij is niet genezen; verlaat haar dan, en laat ons een iegelijk in zijn land trekken; want haar oordeel reikt tot aan den hemel, en is verheven tot aan de bovenste wolken.
 gemeesterd, Het Hebreeuwse woord betekent beide, meesteren, medicineren, geneesmiddelen gebruiken, en genezen of gezondmaken, beide betekenissen worden in vs.9 gebruikt, alsof zij zeiden: Wij hebben ons best gedaan om haar te helpen, maar tevergeefs.
,
 laat ons een iegelijk in zijn land trekken; Gelijk boven Jer 46:16 . Dit zijn woorden van het gehuurde krijgsvolk der Babyloniërs.
,
 oordeel reikt tot aan den hemel, Dat is, straf. Zie boven Jer 48:21 .
,
 verheven Of, verheft zich.
,
 bovenste wolken Of, dunste.
10De Heere heeft onze gerechtigheden hervoor gebracht; komt en laat ons te Sion het werk des Heeren, onzes Gods, vertellen!
 De HEERE Woorden van Gods volk.
,
 gerechtigheden hervoor gebracht; Dat is, de rechtvaardigheid onzer zaak tegen Babel. Want ofschoon God met recht zijn volk gestraft heeft, zo was Babel daarom niet onschuldig. Vergelijk Isa 10:7 ; Mic 7:9 , enz.
11Zuivert de pijlen, rust de schilden volkomenlijk toe; de Heere heeft den geest der koningen van Medië opgewekt; want Zijn voornemen is tegen Babel, dat Hij haar verderve; want dit is de wraak des Heeren, de wraak Zijns tempels.
 Zuivert de pijlen, Maakt ze schoon, spottenderwijze tot de Babyloniërs gesproken. Vergelijk boven Jer 46:4 , en hier vs.12.
,
 rust de schilden volkomenlijk toe; Hebreeuws eigenlijk, vult, vervult; dat is, maakt ze ten volle gereed, of vat ze met volle hand, of (gelijk sommigen) verzamelt ze, breng ze te volle bijeen; idem, volmaakt ze, of er iets aan scheelde. Anders: vult de pijlkokers.
,
  Medië opgewekt; Versta daarbij ook Perzië. Alzo onder vs.28.
,
 tempels Zie boven Jer 50:28 .
12Verheft de banier op de muren van Babel, versterkt de wacht, stelt wachters, bereidt de lagen; want gelijk de Heere heeft voorgenomen, alzo heeft Hij gedaan, wat Hij over de inwoners van Babel gesproken heeft.
 lagen; Of, lagenleggers, loerder, die op den vijand mogen passen, en dien onvoorziens een voordeel afzien (gelijk men zeg): het zal altemaal niet helpen, wil de Heere zeggen, want gij zult met al uwe krijgsmaatregelen Gods voornemen en werk niet kunnen beletten.
,
 voorgenomen, Hebreeuws, ook heeft de HEERE gedacht, of voorgenomen, ook heeft Hij gedaan, enz.; dat is, gelijk, alzo, enz.; of, Hij heeft het niet alleen voorgenomen, maar ook gedaan; dat is, zal het ook gewisselijk doen. Vergelijk onder vs.49.
13Gij, die aan vele wateren woont , die machtig zijt van schatten! uw einde is gekomen, de maat uwer gierigheid.
 wateren woont, Omdat de grote rivier Eufraat niet alleen aan Babel, maar ook daardoor liep, en rondom vele watergrachten waren. Vergelijk Rev 17:1 , Rev 17:15 .
,
 einde is gekomen, Dat is, tijd van uwen ondergang, dien God over u bestemd heeft.
,
 maat uwer gierigheid Hebreeuws, el, of maat. Versta hierdoor het perk, dat God hun onverzadelijke begeerlijkheid gesteld had, dat zij niet zouden kunnen overtreden, maar daarmede zou het uit en ten einde zijn.
14De Heere der heirscharen heeft gezworen bij Zijn ziel: Ofschoon Ik u met mensen als met kevers vervuld heb, nochtans zullen zij elkander een vreugdegeschrei over u toeroepen!
 bij Zijn ziel Menselijk van God gesproken, dat is, bij zichzelven, gelijk God spreekt boven Jer 22:24 , en Jer 49:13 . Zie Gen 22:16 .
,
 Ofschoon Ik u Gelijk de Hebreeuwse woorden genomen zijn, boven Jer 2:22 , en Jer 37:10 , zie 1Sa 14:39 . Anders: zo Ik u [niet] vervulde, en zij, enz., verstaande het grote krijgsheir der Meden en Perzen, waarmede God hier zweren zou hen te zullen vervullen.
,
 kevers vervuld heb, Een soort van ongedierte, hebbende in het Hebreeuws de naam [gelijk enigen menen] van het verderven der vruchten door lekking. Zie Psa 105:34 , onder vs.27; Joe 1:4 , en Joe 2:25 ; Nah 3:15-16 . Sommigen noemen ze kankerwormen, of kruidwormen.
,
 vreugdegeschrei Zie hiervan boven Jer 25:30 , en versta dit van de vijanden, die Babel zouden overvallen.
,
 over u toeroepen Triomferende over u, of tegen u, een veldgeschrei maken om elkander tot den aanval en overwinning van u te verwakkeren, al waar gij nog zo vol volk.
15Die de aarde gemaakt heeft door Zijn kracht, Die de wereld bereid heeft door Zijn wijsheid, en den hemel uitgebreid door Zijn verstand;
 Die de aarde gemaakt heeft door Zijn kracht, Zie boven Jer 10:12-16 , waar vast dezelfde woorden gevonden worden, die hier staan tot aan vs.20. Zie de aantekening aldaar.
16Als Hij Zijn stem geeft, zo is er een gedruis van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen, en doet den wind voortkomen uit Zijn schatkameren. 17Een ieder mens is onvernuftig geworden, zodat hij geen wetenschap heeft; een ieder goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want zijn gegoten beeld is leugen, en er is geen geest in hen. 18Ijdelheid zijn zij, een werk van verleidingen; ten tijde hunner bezoeking zullen zij vergaan. 19Jakobs deel is niet gelijk die; want Hij is de Formeerder van alles, en Israël is de roede Zijner erfenis; Heere der heirscharen is Zijn Naam.
  Israël Dit is hier ingevoegd uit boven Jer 10:16 . Anders: en [Hij] [te weten God] is de roede zijner [te weten Jakobs] erfenis; dat is, die zichzelven zijn volk tot een erfdeel gegeven heeft.
20Gij zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen; en door u zal Ik volken in stukken slaan, en door u zal Ik koninkrijken verderven.
 Gij zijt Mij Gods woorden tot den Babyloniër. Anderen verstaan dit als een aanspraak aan den koning Cyrus, die de Babyloniërs zou overweldigen, en zetten (het) over vs.24:en ik zal, enz.
,
 voorhamer, Of, drijfhamer; versta, zulk een hamer Gods, die alles, zelfs de rotsstenen, in stukken en te morzel slaat; vergelijk boven Jer 23:29 . De gelijkenis [gelijk blijkt uit het volgende], is genomen van de krijgslieden, bijzonderlijk van de curassiers, die hunne vuisthamers of heirhamers plegen te hebben, om de ijzeren wapens daarmede door te houwen en te verbreken, en den vijand neder te vellen.
,
 krijgswapenen; Of, gereedschap, instrumenten; dat is, gij zult een instrument en roede zijn van mijn toorn en rechtvaardig oordeel over vele volken.
,
 zal Ik volken in stukken slaan, Hier spreekt God met eigenlijke woorden, te weten in den toekomenden tijd, en niet in den verleden tijd, gelijk anderszins profetischerwijze in deze voorzegging veel geschiedt.
21En door u zal Ik in stukken slaan het paard en zijn ruiter; en door u zal Ik in stukken slaan den wagen en zijn ruiter.
 ruiter Of, die daarop rijdt. Van wagenruiters, die in die tijden van de wagens plachten te vechten; zie 2Sa 10:18 .
22En door u zal Ik in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken slaan den oude en den jonge; en door u zal Ik in stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw. 23En door u zal Ik in stukken slaan den herder en zijn kudde; en door u zal Ik in stukken slaan den akkerman en zijn juk ossen; en door u zal Ik in stukken slaan landvoogden en overheden.
  Juk- ossen; Of, koppel, paar ossen. Dat is, de ossen, die in het juk (koppel) samen gaan arbeiden.
24Maar Ik zal Babel en allen inwoneren van Chaldea vergelden al hun boosheid, die zij gedaan hebben aan Sion, voor ulieder ogen, spreekt de Heere.
 Maar Ik zal Babel Alsof de Heere zeide: Als Ik de Babyloniërs in al de voorgemelde oordelen, als mijn instrument, zal gebruikt hebben, dan zal Ik niet nalaten te straffen de boosheid, die zij ondertussen daarin gepleegd en bedreven hebben, bijzonderlijk aan mijn volk; vergelijk boven vs.10.
,
  Chaldea Dat is, van het land der Chaldeën, of van Chaldea; alzo vs.35.
,
 ulieder ogen, Dit spreekt God tot zijn volk, voor welker ogen Hij dit oordeel over Babel wilde laten gaan.
25Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende berg! spreekt de Heere, gij, die de ganse aarde verderft, en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen, en zal u stellen tot een berg des brands.
 wil aan u, Gelijk boven Jer 50:31 .
,
 berg Alzo wordt Babel genoemd vanwege de koninklijke hoogheid en pracht en de gelijkheid, die zij had met een berg, vermits haar hoge dikke muren en hoge koninklijke gebouwen; vergelijk Rev 17:9 .
,
 aarde verderft, Vergelijk Rev 11:18 , en Rev 13:14 .
,
 steenrotsen afwentelen, Uit uw hoge vestingen nederstorten, dat gij daarheen zult tuimelen en rollen, gelijk een vat of iets anders, dat van een klip wordt afgewenteld, in stukken berst en als verbrijzeld wordt.
,
 brands Daar alles als in de as zal liggen, en niets dan enkel as en verbrande steenhopen [gelijk in afgebrande plaatsen] overig zullen zijn; zie onder vs.58.
26En zij zullen uit u geen steen nemen tot een hoek, ook geen steen tot fondamenten; want gij zult tot eeuwige woestheden zijn, spreekt de Heere.
 steen nemen tot een hoek, Dat is, gij zult niet weder gebouwd worden, of zo woest en verdorven zijn, dat men niet een steen onder uw overige steenhopen zal vinden, die bekwaam is tot een hoeksteen of grondsteen.
,
 want gij zult Of, maar.
,
 eeuwige woestheden zijn, Hebreeuws, woestheden, of verwoesting der eeuwigheid. Alzo onder vs.62.
27Verheft de banier in het land, blaast de bazuin onder de heidenen, heiligt de heidenen tegen haar, roept tegen haar bijeen de koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz; bestelt een krijgsoverste tegen haar, brengt paarden opwaarts, als ruige kevers!
 heiligt de heidenen tegen haar, Dat is, zondert hen af, bereidt hen, rust toe, tot dit werk des Heeren tegen Babel; vergelijk boven Jer 6:4 , met de aantekening; alzo in vs.28.
,
 roept tegen haar bijeen de koninkrijken Hebreeuws eigenlijk, doet, of laat horen; dat is somtijds, door uitroeping vergaderen.
,
 Ararat, Groot-Armenië; zie Gen 8:4 .
,
 Minni Klein-Armenië.
,
 Askenaz; Zie Gen 10:3 . Welke landen men houdt dat Cyrus ingenomen had eer hij Babel veroverde; of dat zij ten dele zijne bondgenoten waren.
,
 krijgsoverste tegen haar, Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier en Nah 3:17 gevonden, betekenende [gelijk sommigen menen] zulk een kommandeur of overste, die de bevelen des konings ontvangt en aan het krijgsvolk overdraagt en verklaart. Anderen verstaan den koning Cyrus zelf, of Darius [naar hun gevoelen] zijn schoonvader.
,
 ruige Of, ruwe, harige, die de haren overeind steken, alsof zij te berge stonden en ijselijk er uitzien; vergelijk Job 4:15 ; Psa 119:120 , waar hetzelfde woord gebruikt wordt. Hebreeuws, paard als kever, [die] ruig is.
,
 kevers Paarden in menigte, als sprinkhanen; zie boven vs.14.
28Heiligt tegen haar de heidenen, de koningen van Medië, haar landvoogden en al haar overheden, ja, het ganse land harer heerschappij.
  Medië, Gelijk boven vs.11.
,
 haar landvoogden Versta, landvoogden of vorsten van Medië.
,
 zijner heerschappij Hebreeuws, zijner; te weten een ieder koning, of de geslachten worden verwisseld, omdat het Hebreeuwse woord, dat een land en de aarde betekent, in beiderlei geslachten gebruikt wordt.
29Dan zal het land beven en pijn lijden; want elk een van des Heeren gedachten staat vast tegen Babel, om Babels land te stellen tot een verwoesting, dat er geen inwoner zij.
 elk een van des HEEREN Hebreeuws, de gedachten des Heeren staan vast; dat is, elkeen zijner gedachten, dat is, al zijn voornemen.
30Babels helden hebben opgehouden te strijden, zij zijn gebleven in de vestingen, hun macht is bezweken, zij zijn tot wijven geworden; zij hebben hun woningen aangestoken, hun grendels zijn verbroken.
 gebleven in de vestingen, Zij zullen geen moed hebben om te veld en den vijand onder de ogen te trekken.
,
 wijven geworden; Zie boven Jer 50:37 , en vergelijk Isa 3:12 .
,
 zij hebben hun woningen aangestoken, De vijanden, Meden en Perzen.
,
 grendels zijn verbroken Van huizen en kleine poorten, die bij menigte naar de rivier toe waren, Herodotus, lib.1.
31De loper zal den loper tegemoet lopen, en de kondschapper den kondschapper tegemoet, om den koning van Babel bekend te maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen;
 De loper zal den loper tegemoet lopen, Gelijk in een onvoorzienen of onverwachten inval en inbreuk des vijands placht te geschieden.
,
 van alle einden is ingenomen; Waar de Perzen en Meden inbraken en de stad innamen, eer men het in het midden en op het andere einde van de stad [vermits hare grootheid] eens wist. Ditzelfde betuigt Herodotus even alzo geschied te zijn, gelijk hier geprofeteerd is.
32En dat de veren ingenomen, en de rietpoelen met vuur verbrand zijn; en dat de krijgslieden verbaasd zijn.
 veren ingenomen, Dewijl Cyrus het water van den Eufraat had afgeleid, zodat het krijgsvolk daardoor in de stad ging. Anders: slechtelijk, passen, passagen.
,
 rietpoelen met vuur verbrand zijn; Of, biezen, poelen, uit de rivier hier en daar afgeleid, die de vijand aanmerkelijk hinder hadden kunnen doen. Sommigen verstaan dat het slechtelijk van de waterpoelen bij gelijkenis gesproken is, dat zij uitgedroogd waren, alsof zij met vuur uitgebrand en verdroogd waren.
33Want zo zegt de Heere der heirscharen, de God Israëls: De dochter van Babel is als een dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede; nog een weinig, dan zal haar de tijd des oogstes overkomen.
 De dochter van Babel Dat is, Babel, die een schone wellustige jonkvrouw gelijk is, zal nu behandeld worden als een dorsvloer en het koren daarop.
,
 trede; Of, doe treden; dat is, effen, hard en gelijk make om het koren daarop te dorsen, of dat men ze dorse. Want de dorsende ossen of runderen treden het koren.
,
 weinig, Te weten, tijd; het zal haast, niet lang uitblijven.
,
 oogstes overkomen En vervolgens, de dorstijd; versta, den tijd van haar ongeval, door de Meden en Perzen, die haar als vertreden en uitdorsen zouden, gelijk zij Gods volk en anderen tevoren gedaan hebben. Zie Isa 21:10 .
34Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij heeft mij verpletterd, hij heeft mij gesteld als een ledig vat, hij heeft mij verslonden als een draak, hij heeft zijn balg gevuld van mijn lekkernijen; hij heeft mij verdreven.
  Nebukadrezar, Dat is, een klacht van Gods volk gelijk vs.35 uitwijst.
,
 opgegeten, Vergelijk Deu 31:17 , met de aantekening; idem Isa 30:14 , en boven Jer 19:11 , en Jer 50:7 .
,
 balg gevuld Of, pens, ingewand. Het Hebreeuwse woord wordt alleenlijk hier gevonden.
,
 verdreven Uit mijn land; of hij heeft mij weggespoeld, in eenen zin.
35Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan, zij op Babel! zegge de inwoneres van Sion; en mijn bloed zij op de inwoners van Chaldea! zegge Jeruzalem.
 dat mij en mijn Hebreeuws, mijn geweld en van mijn vlees; dat is, het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan; vergelijk boven Jer 2:2 ; Jdg 9:24 ; Oba 1:10 .
,
 vlees is aangedaan, Dat is, mijnen broeders en bloedverwanten. Vergelijk Rom 11:14 , en Lev 18:6 .
,
 zij op Babel Of, is; dat is, ligt; zie Jdg 9:24 .
,
 de inwoneres van Sion; Het volk, dat te Jeruzalem tehuis behoort, of Gods kerk.
,
 bloed zij op de inwoners Vergelijk Mat 27:25 .
,
  Chaldea Dat is, van Chaldea, gelijk boven vs.24.
36Daarom, zo zegt de Heere: Ziet, Ik zal uw twist twisten, en uw wraak wreken; en Ik zal haar zee droog maken, en haar springader opdrogen.
 Ziet, Gods antwoord op de voorgaande woorden van zijn volk.
,
 twist twisten, Zie boven Jer 50:34 .
,
 zee droog maken, De wateren van den Eufraat, die rondom en in haar midden zijn. Zie van het gebruik van het woord zee, Gen 1:10 , en vergelijk boven Jer 50:38 , met de aantekening.
,
 springader opdrogen Dat is, de rivier, die uit haar springader voortkomt.
37En Babel zal worden tot steen hopen, een woning der draken, een ontzetting en aanfluiting, dat er geen inwoner zij.
 aanfluiting, Zie 1Ki 9:8 , boven Jer 18:16 .
38Zij zullen te zamen brullen als jonge leeuwen, briesen als leeuwenwelpen.
 Zij zullen te zamen brullen als jonge leeuwen, De Babyloniërs zullen in hun feestbanket juichen, razen en tieren, als dartele jonge wilde leeuwen; waarop vs.39 past. Of, [gelijk sommigen] zij zullen als verhongerde jonge leeuwen brullen en briesen, omdat hun de roof benomen is. Anderen verstaan het van de Perzen en Meden, die over den roof van Babel als leeuwen zouden brullen.
,
 briesen als leeuwenwelpen Of, ruchelen; dat is een onvolkomen gebrul voortbrengen, dat aan het geluid der ezels gelijk is. Anderen: zich uitschudden, of het haar verschudden; vergelijk Jdg 16:20 , met de aantekening.
39Als zij verhit zijn, zal Ik hun drank opzetten, en zal hen dronken maken, opdat zij opspringen; maar zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt de Heere.
 verhit zijn, Van dronkenschap in hun goddeloos banket. Dan zal Ik hun een anderen drank opzetten. Zie de vervulling, naar sommiger gevoelen, Dan 5 .
,
 drank opzetten, Hebreeuws, drinkingen, of dronken, elkeen zijn drank, dien Ik een ieder in mijn beker des toorn bereid heb en hun zal doen drinken.
,
 opspringen; Doch niet van vreugde, maar van schrik en siddering.
,
 eeuwigen slaap slapen, Hebreeuws, slaap der eeuwigheid; dat is den langen slaap, den dood sterven, omgebracht worden, en op aarde of in dit leven niet wederkeren. Vergelijk Psa 76:6 , en Ecc 12:5 , met de aantekening en onder vs.57, idem Psa 13:4 .
40Ik zal hen afvoeren als lammeren om te slachten, als rammen met bokken.
 slachten, Dat is, ter slachting, tot de slachtbank, om geslacht te worden, gelijk boven Jer 11:19 , en Jer 25:34 , en Jer 48:15 , en Jer 50:27 .
,
 met bokken Dat is, en als bokken.
41Hoe is Sesach zo veroverd, en de roem der ganse aarde ingenomen! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen!
 Hoe is Gelijk boven Jer 50:23 .
,
 Sesach zo veroverd, Zie boven Jer 25:26 .
,
 roem der ganse aarde ingenomen Dat is, beroemd door de ganse wereld. Vergelijk boven Jer 49:25 , en Isa 13:19 .
,
 ontzetting onder de heidenen Dat zich een ieder daarover verwondert en ontzet, gelijk boven vs.37, en dikwijls in het voorgaande.
42Een zee is over Babel gerezen, door de veelheid harer golven is zij bedekt.
 Een zee is over Babel gerezen, Antwoord op de voorgaande vraag, waarvan de zin is, dat Babel, hetwelk onoverwinnelijk scheen te zijn, door een onwederstaanlijk geweld zou worden overrompeld, te weten door het grote heirleger der Meden en Perzen, zijnde aangevoerd en gesterkt door Gods machtige Hand.
43Haar steden zijn geworden tot verwoesting, een dor land en wildernis; een land, waarin niemand woont, en waar geen mensenkind doorgaat.
 waarin Hebreeuws, in welks, of in deszelfs [steden].
,
 niemand woont, Hebreeuws, niet alle man; dat is, niemand, niet een mens.
44En Ik zal bezoeking doen over Bel te Babel, en Ik zal uit zijn muil uithalen, wat hij verslonden heeft; en de heidenen zullen niet meer tot hem toevloeien, want ook Babels muur is gevallen.
 Bel te Babel, Zie boven Jer 50:2 .
,
 verslonden heeft; Hebreeuws, zijne verslinding. Sommigen duiden dit op de offeranden, die men dezen afgod moest doen, waarvan men mag lezen de apocriefe stukken van Daniël en Herodotus. Anderen verstaan den roof en de ondergebrachte landen, van welker overwinning zij dezen afgod de eer gaven. Vergelijk boven Jer 49:1 ; Jdg 11:24 .
,
 toevloeien, Als waterstromen, waarvan het Hebreeuwse woord komt. Vergelijk Psa 34:6 , met de aantekening.
,
 gevallen Dat is, zal zekerlijk vallen, niettegenstaande dat men het houdt voor een eeuwig en onverbrekelijk werk. Zie onder vs.58.
45Gaat uit, Mijn volk, uit het midden van haar, en redt een iegelijk zijn ziel, vanwege de hittigheid van den toorn des Heeren.
 vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN Dat gij in hunne straffen niet mede omkomt, vergelijk boven vs.6; en opdat gij ontgaat de gevaren, waarvan in het volgende.
46En opdat ulieder hart misschien niet week worde, en gij vreest van het gerucht, dat gehoord zal worden in het land; want er zal een gerucht komen in het ene jaar, en daarna een gerucht in het andere jaar; en er zal geweld zijn in het land, heer over heer.
 gerucht, Dat is, tijding, die men horen zal van den optocht, de aankomst en den voortgang der koningen van Medië en Perzië tegen Babel. Hebreeuws eigenlijk, horing.
,
 ene jaar, Hebreeuws, in het jaar, en in het jaar; of het jaar door en het jaar door; dat is, in het ene jaar en in het andere jaar, of het ene jaar voor en het andere jaar na, jaar op jaar, het ganse jaar door, zo in het eerste jaar als in het tweede jaar. De geschiedenissen vermelden dat Cyrus in het eerste jaar van zijn optocht nog niet voor Babel gekomen is, maar in het tweede.
,
 heer over heer Of, heerser tegen heerser; te weten de heren van Medië en Perzië zullen zijn over en tegen de Babyloniërs.
47Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik bezoeking zal doen over de gesneden beelden van Babel; en haar ganse land zal beschaamd worden, en al haar verslagenen zullen in het midden van haar liggen.
 gesneden beelden van Babel; Of, gegravene.
,
 haar verslagenen Dat is, die van haar volk dodelijk gewond en nedergehouwen zullen zijn.
,
 liggen Zie boven vs.4, en alzo in het volgende.
48En de hemel en de aarde, mitsgaders al wat daarin is, zullen juichen over Babel; want van het noorden zullen haar de verstoorders aankomen, spreekt de Heere.
 hemel en de aarde, Vergelijk Rev 12:12 , en Rev 18:20 , en Rev 19:1 , enz.
,
 Babel; Dat is, over Babels ondergang.
,
 noorden Zie boven Jer 50:3 .
,
 zullen haar de verstoorders aankomen, Hebreeuws, zal haar verstoorders, enz.; dat is, allen en ieder van degenen, die haar verstoren zullen.
49Gelijk Babel geweest is tot een val der verslagenen van Israël, alzo zullen te Babel de verslagenen des gansen lands vallen.
 tot een val Hebreeuws, toevallen; dat is, zij heeft daartoe gearbeid, is daartoe gesteld geweest, het is haar hart en zin geweest, zij heeft daartoe gediend. Of aldus: Gelijk Babel de verslagenen van Israël heeft doen vallen. De zin is enerlei.
,
  verslagenen van Israël, Dat het overvol lag van verslagen Joden [zie boven vs.4, met de aantekening], alzo zal het land van Babel weder vol worden van verslagenen. Hebreeuws, ook [is] Babel, ook zullen te Babel, enz.; vergelijk boven vs.12, met de aantekening.
,
 te Babel Of, der Babel, in Babel.
50Gij ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en blijft niet staan; gedenkt des Heeren van verre, en laat Jeruzalem in ulieder hart opkomen.
 Gij ontkomenen van het zwaard, Aanspraak aan de gevangen overgebleven Joden in Babel.
,
 verre, Uit Babylonië; gedenkt alsdan wat Babel aan Jeruzalem gedaan heeft, en hoe het haar vergolden wordt; en voorts, stelt uw hart om weder te keren naar Jeruzalem, enz.
,
 opkomen Vergelijk boven Jer 3:16 , en Jer 7:31 , met de aantekening.
51Gij moogt zeggen: Wij zijn beschaamd geworden, want wij hebben versmaadheid gehoord, schaamroodheid heeft ons aangezicht bedekt; omdat uitlandsen over de heiligdommen van des Heeren huis gekomen zijn;
 zeggen Als gij aan Jeruzalem gedenkt.
,
 uitlandsen over de heiligdommen De Babyloniërs, die den tempel verbrand hebben.
52Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik bezoeking doen zal over haar gesneden beelden; en de dodelijk verwonde zal kermen in haar ganse land.
 Daarom ziet, Gods antwoord op de voorgaande klacht van zijn volk.
,
 haar gesneden beelden; Babels afgoden alzo in het volgende.
,
 kermen in haar ganse land Of, stenen, zuchten; dat is, hun ganse land zal vol zijn van het kermen en krijten der verwonden, die als verslagenen sterven zullen; vergelijk vs.49. Het Hebreeuwse woord betekent beide, een dodelijk verwonde en verslagene.
53Al klom Babel ten hemel op, en al maakte zij vast de hoogte harer sterkte, zo zullen haar toch verstoorders van Mij overkomen, spreekt de Heere.
 al maakte zij vast Anders: al maakte zij hare sterkte vast [in] de hoogte; vergelijk boven Jer 49:16 ; Oba 1:4 .
54Er is een stem des gekrijts uit Babel, en een grote breuk uit het land der Chaldeen.
  breuk uit het land der Chaldeën Dat is, verwoesting, jammer, ellende, enz.; zie Jer 4:6 . Anders: gekraak.
55Want de Heere verstoort Babel, en zal de grootse stem uit haar doen vergaan; want hunlieder golven zullen bruisen als grote wateren; het geruis van hunlieder geluid zal zich verheffen.
 HEERE verstoort Babel, Als de bewerker van dezen krijg, of de opperste krijgsoverste der Meden en Perzen.
,
 grootse stem uit haar doen vergaan; Dat is, den hogen roem, het hoog spreken en pochen der Babyloniërs, dat zij gewoon waren te gebruiken, als hunne monarchie in bloei was. Anders: het groot gedruis; dat is het gewoel, dat binnen Babel was vanwege de veelheid der volken daarbinnen.
,
 hunlieder golven De Meden en Perzen, die Babel als een zee zullen overlopen; zie boven vs.42. Anders: hoewel hunlieder [der Babyloniërs] golven, enz.; dat is, hoewel zij nu zulk een gewoel maken, enz.
,
 grote wateren; Of, vele.
,
 geruis van hunlieder geluid Of, gedreun, groot gedruis hunner stem, te weten der Babyloniërs, die groot getier en geroep maakten over hunne ellenden.
,
 zal zich verheffen Hebreeuws, is, of wordt gegeven, uitgegeven; dat is, zal verheven worden, zal zich verheffen, zal zich uitgeven, zodat men hunne aankomst van verre zal kunnen horen.
56Want de verstoorder komt over haar, over Babel, en haar helden zullen gevangen worden; hunlieder bogen zijn verbroken; want de Heere, de God der vergelding, zal hun zekerlijk betalen.
 Want de verstoorder komt over haar, Of, wanneer de verstoorder, enz., dan zullen, enz.
,
 zijn verbroken; Hebreeuws, is verbroken; elkeen van hunne bogen zal verbroken worden.
,
 zekerlijk betalen Hebreeuws, betalende betalen.
57En Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden, en haar overheden, en haar helden dronken maken; en zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt de Koning, Wiens Naam is Heere der heirscharen.
 dronken maken; Uit den beker van mijn toorn.
,
 eeuwigen slaap slapen, Zie boven vs.39.
58Zo zegt de Heere der heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enemale ontbloot worden, en haar hoge poorten zullen met vuur aangestoken worden; zodat de volken tevergeefs, en de natiën ten vure zullen gearbeid hebben, dat zij mat worden.
 brede Die vijftig koninklijke ellen dik en breed was, zodat er twee wagens nevens elkander bekwamelijk op rijden konden, blijvende nog een goede ruimte tussen beide, gelijk de geschiedenissen betuigen.
,
 muur van Babel Hebreeuws, muren, in het getal van velen, omdat die muur zo uitermate dik was, alsof het vele muren geweest waren; gelijk Behemoth, beesten, genomen wordt voor een groot beest, gelijk een olifant, enz. Zie Job 40:10 ; Psa 73:22 .
,
 ontbloot worden, Te weten tot de fondamenten toe; vergelijk Psa 137:7 . Anders: verbroken.
,
 volken Welker arbeid de Babyloniërs gebruikt hebben in het maken van dezen muur.
,
 tevergeefs, Of, tot uitlediging; dat is, dat alles weder mocht weggenomen, verdorven en verstrooid worden, wat daartoe aangevoerd en samengebracht was.
,
 vure zullen gearbeid hebben, Of, om des vuurs wil; dat is, opdat hun arbeid met vuur mocht verbrand worden; niet dat dit de mening of het oogmerk der bouwlieden geweest is, maar dat hun arbeid door Gods regering alzo uitgevallen is en daartoe gediend heeft. Vergelijk Hab 2:13 .
59Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam vorst.
 woord, Of, de zaak die, enz.
,
  van Zedekia, Of, vanwege. Het Hebreeuwse woord wordt somtijds genomen voor van, vanwege, uit, gelijk te zien is Gen 4:1 , en Gen 44:4 ; Exo 9:29 ; Eze 6:9 ; Mic 3:8 , en in deze plaats. Anders, met Zedekia; maar zulks wordt nergens elders in de Schrift vermeld, en het schijnt niet wel gelooflijk dat Zedekia, gerebelleerd hebbende tegen den koning van Babel, zelf in persoon naar Babel zou hebben durven trekken, maar wel, dat hij door dezen vreedzamen vromen dienaar verzoening en vrede gezocht mag hebben te bemiddelen.
,
 vreedzaam vorst Hebreeuws, vorst der rust; dat is, een vroom, stil en vreedzaam man, wien Jeremia deze zaak heeft mogen vertrouwen, waarmede een ander te dien tijde den spot zou hebben gedreven, of zulks geweigerd hebben, als vol gevaar en zwarigheid zijnde. Anders: overste der rust des konings; dat is, overste kamerling . Sommigen houden het voor een naam van zekeren omtrek, waarvan te zien is 1Ch 2:52 .
60Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek, te weten al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn.
 boek, Versta, een bijzonder boek, of dubbel, copie, afschrift, dat hij dezen Seraja mede gaf.
61En Jeremia zeide tot Seraja: Als gij te Babel komt, zo zult gij zien en lezen al deze woorden;
 zien en lezen al deze woorden; Of, [haar, namelijk Babel] aanzien, of aanschouwen, bezien, om deze profetie met Babels tegenwoordigen staat te vergelijken. Of, als gij ze zult zien, enz.
62En gij zult zeggen: O Heere, Gij hebt over deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat er geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest, maar dat zij worden zal tot eeuwige woestheden.
 eeuwige woestheden Hebreeuws, woestheden, of verwoestingen der eeuwigheid, gelijk boven vs.26.
63En het zal geschieden, als gij geëindigd zult hebben dit boek te lezen, dan zult gij een steen daaraan binden, en werpen het in het midden van den Frath;
 Frath; De rivier Eufraat, die aan en door Babel liep.
64En zult zeggen: Alzo zal Babel zinken, en niet weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen, en zij zullen mat worden. Tot hiertoe zijn de woorden van Jeremia.
 vanwege het kwaad, Hebreeuws, van het aangezicht des kwaads; dat is, van, of vanwege het kwaad der straf, des ongevals, ongeluks, verderfs, enz.
,
 haar zal brengen, Babel.
,
 zij zullen mat worden Namelijk de Babyloniërs zullen amechtig machteloos worden en bezwijken, dat zij niet weder zullen kunnen rijzen of opkomen, hoezeer zij ook zich daarom bemoeien.
,
 Tot hiertoe Vergelijk boven Jer 48:47 .
,
  woorden van Jeremia Te weten van Babels straf, of in het algemeen van de profetieën van Jeremia, die in dit boek begrepen en samengebracht zijn. Hieruit wordt bij sommigen afgenomen dat Jer 52 door enigen anderen man Gods daar bijgevoegd is, als tot een zegel en nadere verklaring van de voorgaande profetieën. Vergelijk de aantekening op Deu 34 .
Copyright information for DutSVVA